20564 |
droesem |
dras:
dras (L294p Neer)
|
droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
afsterven:
āfstęr(ǝ)vǝ (L294p Neer),
besterven:
bǝstęrvǝ (L294p Neer)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
20507 |
dronkaard |
zatlap:
zaatlap (L294p Neer)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20635 |
dronken |
een stuk in de kraag:
ei stök in de kraag (L294p Neer),
zat:
zaat (L294p Neer),
zo zat als een varken:
zôê zaat as ei vèrke (L294p Neer),
zo zat wie een schup:
zôê zaat wie ein sjöp (L294p Neer)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20622 |
dronken zijn |
goed geladen zijn:
good gelaa(de) zeen (L294p Neer),
goed geraakt zijn:
good geraaktj zeen (L294p Neer),
onder de pekel zijn:
altied ongere peekel zitte (L294p Neer)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25232 |
droog blijven |
het blijft droog:
blieftj droeug (L294p Neer),
t blijft over]:
’t blieftj drûûg (L294p Neer)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (L294p Neer)
|
droog [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
schotelendoek:
šotələndōk (L294p Neer),
schotelsplag:
doek waarmee de tafel wordt afgeveegd na het eten
šotəlsplak (L294p Neer)
|
de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)], [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20565 |
dropwater |
peksuiker:
paeksokker (L294p Neer),
suikerbiertje:
sokkerbeerke (L294p Neer)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20619 |
dropwater maken |
schuimpje trekken:
resultaat
sjüumke trĕkke (L294p Neer)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|