26051 |
berrie |
ber(ri)g:
bø̜rx (Q019a Neerbeek),
karboom:
karbǫu̯m (Q019a Neerbeek)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
20416 |
beschuit met muisjes |
beschuit met muizenkeuteljes:
Syst. WBD
besjūūt mit moezekeutelkes (Q019a Neerbeek),
beschuit met muizenkeuteltjes:
Syst. WBD
besjūūt mit moezekeutelkes (Q019a Neerbeek)
|
Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-2, III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
Syst. WBD
besjūūtepap (Q019a Neerbeek)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
zaadbellen:
zǭdbɛlǝ (Q019a Neerbeek)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
23937 |
besloten tijd |
gesloten tijd:
geslaote tied (Q019a Neerbeek)
|
De periode waarin er zonder speciale toestemming niet kerkelijk getrouwd kon worden, namelijk in de Advent en in de Vasten (gesloten tijd, besloten tijd). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21532 |
besteken |
besteken:
bestèke (Q019a Neerbeek)
|
Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
23560 |
bewieroken |
wieroken:
wierouken (Q019a Neerbeek)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17996 |
bibberen |
rijderen:
rie-ere (Q019a Neerbeek)
|
beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
23668 |
biddag |
bededag:
bèèdaag (Q019a Neerbeek)
|
Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23200 |
bidden |
beden:
bèèe (Q019a Neerbeek)
|
Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|