e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerbeek

Overzicht

Gevonden: 1219

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterwand achterste stopsel: ęxtǝrstǝ štø̜psǝl (Neerbeek) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
adamsappel strotsenknookje: sjtraotseknèùkske (Neerbeek) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
ademen ademhalen: aom haolen (Neerbeek) ademen [N 10a (1961)] III-1-1
ader ader: aor (Neerbeek) ader [N 10a (1961)] III-1-1
advent advent (<lat.): advent (Neerbeek) De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)] III-3-3
afgunst jaloers: sjaloes (Neerbeek) Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)] III-3-3
afgunstig jaloersig: sjaloezig (Neerbeek) Afgunstig. [N 96D (1989)] III-3-3
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) pony: pənnie (Neerbeek), struifje: sjtruufke (Neerbeek) haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)] III-1-1
aflaat aflaat: aaflaot (Neerbeek) Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
afloeren, bespieden afkijken: aafkie:ken (Neerbeek), afloeren: aafloeren (Neerbeek) kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)] III-1-1