e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerbeek

Overzicht

Gevonden: 1219
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ploegvoetje slob: šlop (Neerbeek) De slede-achtige voorsteun van een voetploeg. In plaats van een slof kon aan deze voorsteun ook een wieltje bevestigd zijn (of worden). Zie hiervoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2a-1, 4; N 11, 31.III.a + IV.b + V.a; N 11A, 92c] I-1
ponder trekwaagje: trekwèùgske (Neerbeek) Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
poort poort: pǭrt (Neerbeek) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
pootjebaden baden: baaje (Neerbeek) lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] III-1-2
poten poten: pǭtǝ (Neerbeek) In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-5
predikant predikant (<lat.): predikant (Neerbeek) De predikant, prediker, degene die de preek houdt. [N 96B (1989)] III-3-3
preek preek: prèèk (Neerbeek) De predikatie, de preek [preek, prèèk, preëdich?]. [N 96B (1989)] III-3-3
preekstoel preekstoel: prèèksjtool (Neerbeek) De preekstoel [preek-, prèèk-, predichsjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3
prefatie prefatie (<lat.): prefatie (Neerbeek) De door de priester gezongen lofprijzing ter inleiding van de Canon, de prefatie. [N 96B (1989)] III-3-3
preisoep looksoep: Syst. WBD  louksòp (Neerbeek) Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)] III-2-3