e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerbeek

Overzicht

Gevonden: 1219
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rosdoek rosdoek: rǫs˱dōk (Neerbeek) Een onder de kar opgehangen doek waarin onder meer paardenvoer kan worden opgeborgen. [N 17, 84; A 26, 3a; monogr] I-13
roskam roskam: rǫskamp (Neerbeek) IJzeren kam met 4 à 8 fijngetande en op regelmatige afstand van elkaar op de vlakke onderzijde geplaatste kamboorden om paarden - ook koeien- te kammen of te rossen, voornamelijk om het stof, plukjes, strootjes e.d. uit het paardehaar te kammen. Vooraan is een afzonderlijke naar boven wijdgetande kamboord. Over alle vlezige delen, te beginnen met het kruis, wordt tegen de haren in gekamd; beenachtige gedeelten worden niet geroskamd. Is het paard fijn van haar of glad gestreken, dan heeft de roskam geen zin. Daarna dient het paard geborsteld te worden met de roskam in de ene en de borstel in de andere hand. Zie afbeelding 24. [N 18, 139] I-9
rouw dragen rouw dragen: rouwdrage (Neerbeek) Rouw dragen. [N 96D (1989)] III-3-3
rouwbrief dodenbrief: doade breef (Neerbeek) De rouwbrief. [N 96D (1989)] III-3-3
rouwkrans krans: krants (Neerbeek) De krans die op de kist wordt gelegd [krants]. [N 96D (1989)] III-3-3
rouwsluier voile: voal (Neerbeek) een rouwsluier, voile, falie [N 96D (1989)] III-2-2
rozenkrans rozenkrans: roezekrans (Neerbeek) De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransmaand rozenkransmaand: roazekransmaondj (Neerbeek) De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)] III-3-3
rug van het blad van de zeis rug: rø̜x (Neerbeek) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
ruggengraat rugstrang: röksjtrank (Neerbeek) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1