23809 |
sint-marcusprocessie |
sint-marcusprocessie (<lat.):
st marcusprecesse (Q019a Neerbeek)
|
De bidprocessie die op die dag wordt gehouden, St. Marcusprocessie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24114 |
sint-vincentiusvereniging |
sint-vincentiusvereniging:
St. Vincentiusvereniging (Q019a Neerbeek)
|
De vereniging voor bezoek van thuiszittende armen en ondersteuning daarvan (St. Vincentius). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22703 |
sinterklaas |
sinterklaas:
sinterklaos (Q019a Neerbeek)
|
6 december, Sint Nicolaas, Sinterklaas [tsinterkloaës]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
21143 |
sjees |
sjees:
šēs (Q019a Neerbeek)
|
Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13
|
34594 |
slaghout |
slaghout:
šlāxhǫu̯t (Q019a Neerbeek)
|
Het losse houten, soms draaibare balkje onder de slagkar dat dient om de bak vast te zetten en te voorkomen dat hij onverwacht kipt. Dit balkje moet weggenomen of -gedraaid worden eer men de bak kan doen kippen. Er zijn verschillende soorten vergrendelingen: 1. een balkje dat onder de berries door wordt geschoven in twee krammen die onderaan in de draagbomen van de kar zijn bevestigd; 2. een balkje dat in het midden doorboord is en onderaan in het midden van een van de voorste scheien van de karbak vastgemaakt is. Het kan onder de bak gedraaid worden en vastgezet in de twee haken onderaan de draagbomen van de bak; 3. het balkje kan ook boven de berries en de draagbomen op de schoot van de kar aangebracht worden. [N 17, 20; N G, 56f]
I-13
|
34593 |
slagschei |
slagschei:
šlāxšęi̯ (Q019a Neerbeek)
|
De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d]
I-13
|
20761 |
slangetje |
nonnenvot:
Syst. WBD
nônnevotte (Q019a Neerbeek)
|
Slag- of s-vormige gebakjes (slengskes, esse?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20647 |
slappe koffie |
slappe gussel:
Syst. WBD
sjlappe gössel (Q019a Neerbeek)
|
Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25152 |
slecht weer, hondenweer |
nut (weer):
nöt wéér (Q019a Neerbeek),
schouw (weer):
sjōēw waer (Q019a Neerbeek)
|
slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
34601 |
slekken |
beslag:
bǝšlāx (Q019a Neerbeek)
|
Metalen plaatjes of kapjes waarmee men de uiteinden van de berries tegen slijtage beschermt of waarmee men beschadigde berries verstevigt. [N 17, 29 + 99; N G, 59c; JG 1d]
I-13
|