e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
litteken litteken: liteikə (Neerglabbeek) een litteken [ZND 37 (1941)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen kuimen: kimǝ (Neerglabbeek) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeren lonken: Bet: loeren, iets slechts in zin hebben.  lonkə (Neerglabbeek) lonken (uitspraak en betekenis) [ZND 37 (1941)] III-1-1
lood lood: lȳt (Neerglabbeek) De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.] II-11
loof loof: luîf (Neerglabbeek) loof, lover III-4-3
loops lopig: leipig (Neerglabbeek) loops, geslachtsdriftig ve teef III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: sīət (Neerglabbeek) loot [ZND 01 (1922)] III-4-3
lopen lopen: loepe (Neerglabbeek), loupə (Neerglabbeek), luipə (Neerglabbeek), lő̜u̯.pǝ (Neerglabbeek) lopen [ZND 25 (1937)], [ZND m] || lopen: Hebt ge Klaas zien lopen ? [ZND 44 (1946)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9, III-1-2
luchtx lucht: loͅxt (Neerglabbeek, ... ) lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] III-4-4
lucifer stekje: stekske (Neerglabbeek, ... ), stɛkskə (Neerglabbeek, ... ) lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] III-2-1