e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitmaken wie mag beginnen opschieten: hier ben ik niet zeker van...  vij zellən ies opsjeetə (Neerglabbeek) Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] III-3-2
uitschelden schelden: sɛllə (Neerglabbeek), šeͅlə (Neerglabbeek) schelden [ZND m] III-3-1
uitspannen uitspannen: ū.tspanǝ (Neerglabbeek) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uitwijken omvaren: omvā.rǝ (Neerglabbeek), uit de weg varen: ut ˲dǝ wē̜x ˲vā.rǝ (Neerglabbeek) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
vaars vaars: vɛ̄rs (Neerglabbeek) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelplag: sjutelplagk (Neerglabbeek), schotelvod: sjutelvod (Neerglabbeek) vaatdoek III-2-1
vader vader: cf. WNT s.v. "vaar (I)"(samengetrokken vorm van vader). Zie WNT s.v. "vader"waarin "vaaier"als bijvorm gegeven wordt (met overgang d > j cf. VD s.v. "I. vaar"= samentrekking van vader met als dim. "vaartje  vaaər (Neerglabbeek) vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
vagina, geslachtsorgaan van de merrie vazel: vā.zǝl (Neerglabbeek) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
valgordijn, rolgordijn store (fr.): Dat kan op-of open worden getrokken  stoar (Neerglabbeek) zonnegordijn III-2-1
vallen vallen: vallen (Neerglabbeek), valə (Neerglabbeek), [~an]  vallen (Neerglabbeek) vallen [ZND 46 (1946)], [ZND m] III-1-2