e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwenghout, spoorstok eghaam: ęqām (Neerglabbeek) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zweren een eed doen op: ich weler ijnən èt oͅp dōn (Neerglabbeek) Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)] III-3-1
zweren, etteren zweren: di woͅn zal zwèrə (Neerglabbeek) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] III-1-2
zwerm zwerm: zwɛ.rǝm (Neerglabbeek) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwermen zwermen: zwɛrmǝ (Neerglabbeek) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zwoegen ezelen: dèè wuiver(d) hèèt zee lève langk zitten iêzele, tot det hèè d¯r bi-j nèèrgevallen is  iêzele (Neerglabbeek), juisteren: en alti-jd juistere en geldsj oppotte  juistere (Neerglabbeek), poejakken: Mânleef, vèè höbbe nogal mote pûzjakke viêr op ti-jd kloar te zeen  pûzjakke (Neerglabbeek) reg. ww. van het Barg. piezakken: stevig doorwerken || slaven, zwoegen || zeer hard werken III-1-4
zwoord zwaard: zwārs (Neerglabbeek), verkl. zwèèrske Dich höbs ziêker zwaars achter di-jn ure: ben je soms doof Hèè hauw zi=jn hoar tot oppe zwaars(schedel) loate knippe(of sni-je)  zwaars (Neerglabbeek) zwoerd [Goossens 1b (1960)] III-2-3
één frank frank: deͅt kost ejnə franch (Neerglabbeek) De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)] III-3-1