e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winkelkorf kalebas: deͅ kḁlbaz (Neerglabbeek) Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)] III-3-1
winnen winnen: weͅnə (Neerglabbeek), wɛnnə (Neerglabbeek) III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || Winnen. [ZND m] III-3-2
winterkoninkje winterkoninkje: wentərkīnəkjskə (Neerglabbeek), wi-jntsjerkiêningske (Neerglabbeek) winterkoninkje [ZND 34 (1940)] III-4-1
winterwortelen poten: pűǝtǝ (Neerglabbeek) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wisselen van de tanden wisselen: wesǝlǝ (Neerglabbeek) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wit stervormig vlekje op het voorhoofd kol: kǫl (Neerglabbeek) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Neerglabbeek) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kool kabots: kebûts (Neerglabbeek), kəbotsə (Neerglabbeek), kabuits: Verkorting voor kebûtsekiêl Eng. cabbage  kebûts (Neerglabbeek), wit moes: wet mōs (Neerglabbeek), wit moos (Neerglabbeek) [Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]witte kool I-7, III-2-3
witte kwikstaart kwikstaart: kwekstyrt (Neerglabbeek), kwikstaartje: kwekstɛrtje (Neerglabbeek) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-1
wittebrood mik: Van bruud weerd men gruut/ en van mik weerd men dik  mik (Neerglabbeek) witbrood III-2-3