e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aarzelen drezen: dreise (Neerglabbeek), drejse (Neerglabbeek), hoetelen: mindere gebruikt vero. vorm huitele  hûtele (Neerglabbeek) aarzelen || aarzelen, van het (of de) ene naar het (de) andere lopen III-1-4
aas in het kaartspel haast: hartənhōͅst (Neerglabbeek), hōͅste (Neerglabbeek) Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] III-3-2
abuis abuis: hɛbs əbi:s (Neerglabbeek), ook materiaal znd 19a,6  hɛbə əbīs (Neerglabbeek), mis: deͅtizmiz (Neerglabbeek) abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)] III-1-4
achtereen, na elkaar aan een stuk: ps. in deze betekenis staat het niet!  aan èè stèk (Neerglabbeek), de een achter de ander: LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  d⁄ein achter d⁄ander (Neerglabbeek), met staande kar: Bijv. als de oogst wordt binnengehaald met een gereedstaande kar als de andere aankomt.  möt stoandzje kar (Neerglabbeek), na-een: LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  noa ein (Neerglabbeek), naastegang: noastegang (Neerglabbeek) achtereen, na elkaar III-4-4
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Neerglabbeek) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterknie hees: hīrs (Neerglabbeek) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achteruit hup-terug: hø̜p tręq (Neerglabbeek), terug: tręk (Neerglabbeek) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achterwand achterste hoofdbred: axtǝrstǝ hęi̯brit (Neerglabbeek), hoofdbred: hɛi̯brīǝ.t (Neerglabbeek) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
ademen ademen: ɛch kos ne:t o:jəmə (Neerglabbeek) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: də oͅrə oͅp zi:nə koͅp (Neerglabbeek), yn oͅr ūpəsniÚ:ə (Neerglabbeek) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1