21494 |
gemeentehuis |
gemeentehuis:
gəmyntəhū[ə}s (L367p Neerglabbeek)
|
gemeentehuis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
canaille (fr.):
Fr. canaille
kenalie (L367p Neerglabbeek),
hoort men soms ook Fr.canaille
kernalie (L367p Neerglabbeek),
pekelteef:
pekelteef (L367p Neerglabbeek),
ros:
De körmeszenger vroog aan de òmstoanders: Wèè hèèt er begot mi-jn ros geziên
ros (L367p Neerglabbeek),
spook:
Syn eine puuk
spuuk (L367p Neerglabbeek)
|
een scheldwoord betreffende een moreel minderwaardig vrouwmens || kwaadaardige vrouw, kanalje, feeks || lelijke en venijnige vrouw || vrouwelijk wezen met een slecht karakter
III-1-4
|
18165 |
genezen |
genezen:
wēr gənezə (L367p Neerglabbeek)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsvar:
prī.s˲var (L367p Neerglabbeek)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
18939 |
gereed |
gereed:
Ich bön nog neet gereid möt mee werk
gereid (L367p Neerglabbeek),
klaar:
tiêge de middig kan ich möt det werkske kloar zeen
kloar (L367p Neerglabbeek),
kompleet:
di-j verzameling waas eindelik kòmpliêt
kòmpliêt (L367p Neerglabbeek),
vaardig:
Voilà, det werkske is alweer vèrig
vèrig (L367p Neerglabbeek)
|
afgewerkt || gereed, af || klaar,af || volledig, af
III-1-4
|
20912 |
gerookt spek |
gerookt spek:
inz. voor vleeswaren gereikte sjònk gereikt spek
gereikt spek (L367p Neerglabbeek)
|
gerookt
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
gars (L367p Neerglabbeek),
gárst (L367p Neerglabbeek)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21595 |
geschiedenis |
wat:
wḁt vərtɛllə (L367p Neerglabbeek)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hā.mǝl (L367p Neerglabbeek)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bęrx (L367p Neerglabbeek)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|