e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemeentehuis gemeentehuis: gəmyntəhū[ə}s (Neerglabbeek) gemeentehuis [ZND 24 (1937)] III-3-1
gemene vrouw canaille (fr.): Fr. canaille  kenalie (Neerglabbeek), hoort men soms ook Fr.canaille  kernalie (Neerglabbeek), pekelteef: pekelteef (Neerglabbeek), ros: De körmeszenger vroog aan de òmstoanders: Wèè hèèt er begot mi-jn ros geziên  ros (Neerglabbeek), spook: Syn eine puuk  spuuk (Neerglabbeek) een scheldwoord betreffende een moreel minderwaardig vrouwmens || kwaadaardige vrouw, kanalje, feeks || lelijke en venijnige vrouw || vrouwelijk wezen met een slecht karakter III-1-4
genezen genezen: wēr gənezə (Neerglabbeek) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2
geprimeerde stier prijsvar: prī.s˲var (Neerglabbeek) Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b] I-11
gereed gereed: Ich bön nog neet gereid möt mee werk  gereid (Neerglabbeek), klaar: tiêge de middig kan ich möt det werkske kloar zeen  kloar (Neerglabbeek), kompleet: di-j verzameling waas eindelik kòmpliêt  kòmpliêt (Neerglabbeek), vaardig: Voilà, det werkske is alweer vèrig  vèrig (Neerglabbeek) afgewerkt || gereed, af || klaar,af || volledig, af III-1-4
gerookt spek gerookt spek: inz. voor vleeswaren gereikte sjònk gereikt spek  gereikt spek (Neerglabbeek) gerookt III-2-3
gerst gerst: gars (Neerglabbeek), gárst (Neerglabbeek) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
geschiedenis wat: wḁt vərtɛllə (Neerglabbeek) Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)] III-3-1
gesneden mannelijk schaap hamel: hā.mǝl (Neerglabbeek) [N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.] I-12
gesneden mannelijk varken berg: bęrx (Neerglabbeek) Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12] I-12