e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korst korst: korst (Neerglabbeek) korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)] III-2-3
kortademig dempig: deͅmpix (Neerglabbeek), kort: koͅrt van ōsəm (Neerglabbeek) dempig [ZND m] || hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2
korte broek korte boks: ein koͅrte boͅks (Neerglabbeek) korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
kortmeel kortmeel: kortmę̄l (Neerglabbeek) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3
kortwieken afsnijden: āfsnīǝ (Neerglabbeek) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
koster koster: de käster (Neerglabbeek) Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kostganger kostganger: koͅstgɛ̄ngər (Neerglabbeek) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] III-3-1
kostschool pensionaat (<fr.): pensionaat (Neerglabbeek) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: karbonaaie (Neerglabbeek), kɛrbə’nāiə (Neerglabbeek), onmiddelijk bereid nadat het varken geslacht is uit spek en andere stukjes vlees, gestoofd in eigen vet  kermenaai (Neerglabbeek), kotelet: koͅrtə’leͅtə (Neerglabbeek), Fr. côtelette  kortelöt (Neerglabbeek) gebraden varkensrib (karbonade) [Goossens 1c (1955b)] || karbonaden [Goossens 1b (1960)] || karmonade || kotelet || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud, mistig en somber weer gedauwd: geduitsj (Neerglabbeek) mistig, nevelig III-4-4