32572 |
bemesten |
mesten:
męstǝ (L367p Neerglabbeek)
|
De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.]
I-1
|
25103 |
benauwd en vochtig weer |
wassig weer:
LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).
het wèèr is nogal wössig (L367p Neerglabbeek)
|
vochtig en warm weer
III-4-4
|
25054 |
bepaalde hoeveelheid |
heleboel:
LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).
einen hiêleboel (L367p Neerglabbeek),
klats (vloeistof):
klatz (L367p Neerglabbeek),
ps. zo wordt het ook geschreven!
klats (L367p Neerglabbeek),
poes:
ein pûs (L367p Neerglabbeek),
portie:
puursie (L367p Neerglabbeek),
reik:
("Doa höbste vèèl reik aan").
reik (L367p Neerglabbeek),
zwik:
ein zwik (L367p Neerglabbeek)
|
bepaalde hoeveelheid || bepaalde hoeveelheid (vloeistof) || beschikbare hoeveelheid
III-4-4
|
26051 |
berrie |
ber(ri)g:
bęrǝx (L367p Neerglabbeek)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
1a-m
mesiət (L367p Neerglabbeek)
|
beschuit [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
besji-jtepap (L367p Neerglabbeek),
luiwijverpap:
die kon het snelste klaargemaakt worden
leiwi-jverpap (L367p Neerglabbeek)
|
benaming voor besji-jtepap (melk met beschuit) || melk met beschuit
III-2-3
|
21013 |
bessenlikeur |
bratselaartje:
Een likeur van 19 graden en op basis van bosbessen en honing
Bratselèèrke (L367p Neerglabbeek)
|
een streekdrank in Meeuwen-Gruitrode
III-2-3
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
biêr (L367p Neerglabbeek)
|
bes, bei
I-7
|
21471 |
betalen |
betalen:
fīr tə betalə mōͅstə cheͅlt heͅbə (L367p Neerglabbeek)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
24561 |
beuk |
beukenboom:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
be:kəbøm (L367p Neerglabbeek)
|
beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|