e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bemesten mesten: męstǝ (Neerglabbeek) De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1
benauwd en vochtig weer wassig weer: LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  het wèèr is nogal wössig (Neerglabbeek) vochtig en warm weer III-4-4
bepaalde hoeveelheid heleboel: LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  einen hiêleboel (Neerglabbeek), klats (vloeistof): klatz (Neerglabbeek), ps. zo wordt het ook geschreven!  klats (Neerglabbeek), poes: ein pûs (Neerglabbeek), portie: puursie (Neerglabbeek), reik: ("Doa höbste vèèl reik aan").  reik (Neerglabbeek), zwik: ein zwik (Neerglabbeek) bepaalde hoeveelheid || bepaalde hoeveelheid (vloeistof) || beschikbare hoeveelheid III-4-4
berrie ber(ri)g: bęrǝx (Neerglabbeek) Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
beschuit beschuit: 1a-m  mesiət (Neerglabbeek) beschuit [ZND 21 (1936)] III-2-3
beschuitpap beschuitenpap: besji-jtepap (Neerglabbeek), luiwijverpap: die kon het snelste klaargemaakt worden  leiwi-jverpap (Neerglabbeek) benaming voor besji-jtepap (melk met beschuit) || melk met beschuit III-2-3
bessenlikeur bratselaartje: Een likeur van 19 graden en op basis van bosbessen en honing  Bratselèèrke (Neerglabbeek) een streekdrank in Meeuwen-Gruitrode III-2-3
besvrucht, algemeen beer: biêr (Neerglabbeek) bes, bei I-7
betalen betalen: fīr tə betalə mōͅstə cheͅlt heͅbə (Neerglabbeek) Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] III-3-1
beuk beukenboom: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk  be:kəbøm (Neerglabbeek) beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] III-4-3