18051 |
litteken |
litteken:
liteikə (L367p Neerglabbeek)
|
een litteken [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
kuimen:
kimǝ (L367p Neerglabbeek)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
17721 |
loeren |
lonken:
Bet: loeren, iets slechts in zin hebben.
lonkə (L367p Neerglabbeek)
|
lonken (uitspraak en betekenis) [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
31224 |
lood |
lood:
lȳt (L367p Neerglabbeek)
|
De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.]
II-11
|
24846 |
loof |
loof:
luîf (L367p Neerglabbeek)
|
loof, lover
III-4-3
|
20132 |
loops |
lopig:
leipig (L367p Neerglabbeek)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef
III-2-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
sīət (L367p Neerglabbeek)
|
loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loepe (L367p Neerglabbeek),
loupə (L367p Neerglabbeek),
luipə (L367p Neerglabbeek),
lő̜u̯.pǝ (L367p Neerglabbeek)
|
lopen [ZND 25 (1937)], [ZND m] || lopen: Hebt ge Klaas zien lopen ? [ZND 44 (1946)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
25217 |
luchtx |
lucht:
loͅxt (L367p Neerglabbeek, ...
L367p Neerglabbeek)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
stekje:
stekske (L367p Neerglabbeek, ...
L367p Neerglabbeek,
L367p Neerglabbeek),
stɛkskə (L367p Neerglabbeek, ...
L367p Neerglabbeek,
L367p Neerglabbeek,
L367p Neerglabbeek)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|