23285 |
paus |
paus:
də paəws (L367p Neerglabbeek)
|
De paus. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
33492 |
peer, soorten |
boomvlees:
lett. boomvlees
buimvleis (L367p Neerglabbeek),
peer:
pyr (L367p Neerglabbeek),
père, mv. met sleeptoon (L367p Neerglabbeek)
|
[ZND 21 (1936)]peer || peer, coll.
I-7
|
20414 |
peetoom |
pee:
verkorte vorm van piêtere
piê (L367p Neerglabbeek),
peteren:
zie piê
piêtere (L367p Neerglabbeek)
|
(doop)peter || dooppeter
III-2-2
|
20415 |
peettante |
peetje:
pèètsje (L367p Neerglabbeek),
verklw. syn van pèètsje
pèteke (L367p Neerglabbeek)
|
doopmeter
III-2-2
|
30887 |
pek |
pek:
pę̄k (L367p Neerglabbeek)
|
De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38]
II-10
|
30885 |
pekdraad |
pekdraad:
pę̄kdrǭt (L367p Neerglabbeek)
|
De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39]
II-10
|
34116 |
penis van de stier |
pees:
pɛ̄s (L367p Neerglabbeek)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
21415 |
pennenhouder |
pennensteel:
pennestiel (L367p Neerglabbeek)
|
pennenhouder [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
34103 |
pens |
pens:
pɛns (L367p Neerglabbeek)
|
De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15]
I-11
|
20844 |
pepermunt |
menta:
mentake: pepermuntje
menta (L367p Neerglabbeek)
|
pepermunt
III-2-3
|