20662 |
peulvruchten afhalen |
vezen:
vēͅzə (L367p Neerglabbeek),
peulvruchten (inz. bonen) ontdoen van de zijdraad
vèze (L367p Neerglabbeek)
|
de vezeldraad van een peulvrucht verwijderen || vezen
III-2-3
|
18806 |
piekeren |
prakkiseren:
həzātdoaltəprakəzerə (L367p Neerglabbeek)
|
hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
17991 |
pijn |
pijn:
pi.n (L367p Neerglabbeek)
|
pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
33055 |
pikbinder |
zelfbinder:
zɛ.lǝf˱bęi̯njǝr (L367p Neerglabbeek)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20811 |
pinda |
apenootje:
verkl. niêtsje Apeniêtsjes: apenootjes
apeniêtsje (L367p Neerglabbeek)
|
pinda
III-2-3
|
24881 |
pinksterbloem |
pinksterbloem:
peŋkstǝrblum (L367p Neerglabbeek)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.]
I-5
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
pengstə (L367p Neerglabbeek)
|
Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
22732 |
pinstokken (voor de slee) |
pikken:
ɛinə pēək (L367p Neerglabbeek)
|
Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
25253 |
pint, maat van 0,5 liter |
pintje:
pi-jntsj (L367p Neerglabbeek)
|
inhoudsmaat: pint
III-4-4
|
20060 |
pioen |
stinkroos:
stinkruus (L367p Neerglabbeek, ...
L367p Neerglabbeek)
|
Pioen (Paeonia officinalis L.)
I-7, III-2-1
|