33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzelen:
ri.zǝlǝ (L367p Neerglabbeek)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
29911 |
ringen |
ringen:
reŋǝ (L367p Neerglabbeek)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
vijzen:
vēͅzə (L367p Neerglabbeek),
vèze (L367p Neerglabbeek)
|
[Goossens 1b (1960)]vezen peulen ontdraden
I-7
|
20792 |
rins |
amper:
Oppen door waas buter amper gewure Het A.N. amper is benoa, kriê, bekans
amper (L367p Neerglabbeek)
|
zuur, scherp van smaak
III-2-3
|
24317 |
riviergrondel |
gieweik:
giêweik (L367p Neerglabbeek, ...
L367p Neerglabbeek)
|
geuf (vis) || grondel (vis)
III-4-2
|
33231 |
rode biet |
kroot:
kruǝt (L367p Neerglabbeek),
rode kroot:
rūi̯ kruǝt (L367p Neerglabbeek)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24508 |
rode bosbes |
hondsbeer:
hònsbiêr (L367p Neerglabbeek)
|
rode bosbes
III-4-3
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
roed moos (L367p Neerglabbeek),
rūiət mōs (L367p Neerglabbeek),
ry(3)̄d mōs (L367p Neerglabbeek),
ry(3)̄t mōs (L367p Neerglabbeek)
|
rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [Lk 05 (1953)], [ZND 34 (1940)]
I-7, III-2-3
|
33487 |
rode renet, sterappel |
binnenrode:
van hoogstammige appelaars
binneruuj (L367p Neerglabbeek)
|
appel, soort
I-7
|
24235 |
roek |
zaadkraai:
zoadkrej (L367p Neerglabbeek)
|
roek
III-4-1
|