e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijzen, uit de aren vallen rijzelen: ri.zǝlǝ (Neerglabbeek) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4
ringen ringen: reŋǝ (Neerglabbeek) Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12
ringen, randen verwijderen van peulvruchten vijzen: vēͅzə (Neerglabbeek), vèze (Neerglabbeek) [Goossens 1b (1960)]vezen peulen ontdraden I-7
rins amper: Oppen door waas buter amper gewure Het A.N. amper is benoa, kriê, bekans  amper (Neerglabbeek) zuur, scherp van smaak III-2-3
riviergrondel gieweik: giêweik (Neerglabbeek, ... ) geuf (vis) || grondel (vis) III-4-2
rode biet kroot: kruǝt (Neerglabbeek), rode kroot: rūi̯ kruǝt (Neerglabbeek) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bosbes hondsbeer: hònsbiêr (Neerglabbeek) rode bosbes III-4-3
rode kool rood moes: roed moos (Neerglabbeek), rūiət mōs (Neerglabbeek), ry(3)̄d mōs (Neerglabbeek), ry(3)̄t mōs (Neerglabbeek) rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [Lk 05 (1953)], [ZND 34 (1940)] I-7, III-2-3
rode renet, sterappel binnenrode: van hoogstammige appelaars  binneruuj (Neerglabbeek) appel, soort I-7
roek zaadkraai: zoadkrej (Neerglabbeek) roek III-4-1