e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor de eend wiele, wiele, wiele: wīǝlǝ, wīǝlǝ, wīǝlǝ (Neerglabbeek) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roepen roepen: rōpə (Neerglabbeek) roepen [ZND m] III-3-1
roepnaam van de hond zoek: sòk (Neerglabbeek) lokroep ve hond III-2-1
roerzeef passe-vite: pasviet (Neerglabbeek), pazviet (Neerglabbeek) een roerzeef of een doordrukzeef (met schroef) in de keuken || pureestamper of knijper III-2-1
roestplek ijzermaal: i-jzermoal (Neerglabbeek, ... ) ijzermaal || roestvlek in bijvoorbeeld linnengoed III-2-1
roet2 roet: Hèè waas zuu zwart es root  root (Neerglabbeek) roet III-2-1
rogge koren: kűǝ.rǝ (Neerglabbeek) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood roggebrood: roggebroet (Neerglabbeek) roggebrood [ZND 34 (1940)] III-2-3
rok: algemeen rok: rok (Neerglabbeek), roͅk (Neerglabbeek) rok [ZND m] || rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] III-1-3
roken blaken: bloake (Neerglabbeek) roken III-2-1