34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
wiele, wiele, wiele:
wīǝlǝ, wīǝlǝ, wīǝlǝ (L367p Neerglabbeek)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
rōpə (L367p Neerglabbeek)
|
roepen [ZND m]
III-3-1
|
19976 |
roepnaam van de hond |
zoek:
sòk (L367p Neerglabbeek)
|
lokroep ve hond
III-2-1
|
19606 |
roerzeef |
passe-vite:
pasviet (L367p Neerglabbeek),
pazviet (L367p Neerglabbeek)
|
een roerzeef of een doordrukzeef (met schroef) in de keuken || pureestamper of knijper
III-2-1
|
19441 |
roestplek |
ijzermaal:
i-jzermoal (L367p Neerglabbeek, ...
L367p Neerglabbeek)
|
ijzermaal || roestvlek in bijvoorbeeld linnengoed
III-2-1
|
19865 |
roet2 |
roet:
Hèè waas zuu zwart es root
root (L367p Neerglabbeek)
|
roet
III-2-1
|
32976 |
rogge |
koren:
kűǝ.rǝ (L367p Neerglabbeek)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20760 |
roggebrood |
roggebrood:
roggebroet (L367p Neerglabbeek)
|
roggebrood [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
18284 |
rok: algemeen |
rok:
rok (L367p Neerglabbeek),
roͅk (L367p Neerglabbeek)
|
rok [ZND m] || rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)]
III-1-3
|
19493 |
roken |
blaken:
bloake (L367p Neerglabbeek)
|
roken
III-2-1
|