e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
van hoge afkomst van hoge afkomst: van hōēgə aafkomst (Neerglabbeek) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2
van veren wisselen ruizelen: ri.zǝlǝ (Neerglabbeek), rīzǝlǝn (Neerglabbeek) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: vangə (Neerglabbeek) vangen [ZND 25 (1937)] III-1-2
vanzelfsprekend natuurlijk: dɛt is natērlək (Neerglabbeek) Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)] III-1-4
varen varen: vārə (Neerglabbeek, ... ) varen [ZND m] III-3-1
varen (alg.) wauwelkruid: wauwelkraut (Neerglabbeek) varenplant III-4-3
varken varken: vɛ.rkǝ (Neerglabbeek) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varken van acht tot twaalf weken loper: lou̯i̯.pǝr (Neerglabbeek), scheut: šīǝ.t (Neerglabbeek), scheuteling: šētęliŋ (Neerglabbeek) De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.] I-12
varkens mesten masten: mastǝ (Neerglabbeek) Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
varkensketel varkensketel: vɛrǝkǝskɛtǝl (Neerglabbeek) De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c] I-6