id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20474 | van hoge afkomst | van hoge afkomst: van hōēgə aafkomst (Neerglabbeek) | van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2 |
34489 | van veren wisselen | ruizelen: ri.zǝlǝ (Neerglabbeek), rīzǝlǝn (Neerglabbeek) | [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12 |
17824 | vangen | vangen: vangə (Neerglabbeek) | vangen [ZND 25 (1937)] III-1-2 |
18808 | vanzelfsprekend | natuurlijk: dɛt is natērlək (Neerglabbeek) | Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)] III-1-4 |
21254 | varen | varen: vārə (Neerglabbeek, ... ) | varen [ZND m] III-3-1 |
24518 | varen (alg.) | wauwelkruid: wauwelkraut (Neerglabbeek) | varenplant III-4-3 |
34297 | varken | varken: vɛ.rkǝ (Neerglabbeek) | Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12 |
34316 | varken van acht tot twaalf weken | loper: lou̯i̯.pǝr (Neerglabbeek), scheut: šīǝ.t (Neerglabbeek), scheuteling: šētęliŋ (Neerglabbeek) | De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.] I-12 |
34363 | varkens mesten | masten: mastǝ (Neerglabbeek) | Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12 |
33359 | varkensketel | varkensketel: vɛrǝkǝskɛtǝl (Neerglabbeek) | De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c] I-6 |