34543 |
vrouwelijke eend |
pul:
pęl (L367p Neerglabbeek)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|
34550 |
vrouwelijke gans |
pul:
pęl (L367p Neerglabbeek)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
34447 |
vrouwelijke geit |
germ:
gęrǝm (L367p Neerglabbeek)
|
[N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.]
I-12
|
19961 |
vrouwelijke hond, teef |
moer:
mōr (L367p Neerglabbeek)
|
teef [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
20124 |
vrouwelijke kat |
moer:
mōr (L367p Neerglabbeek)
|
moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (L367p Neerglabbeek)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
32441 |
vrouwenklomp |
fletsertje:
flɛtsǝrkǝ (L367p Neerglabbeek)
|
Klomp met een binnenlengte van 24 tot 26.5 centimeter. Zie ook afb. 258. De trippenklomp uit Meeswijk (L 424) was een lichte vrouwenklomp, versierd met uitgesneden bloempjes. Dit soort klompen werden tot ongeveer 1920 in huis en op weg naar de kerk gedragen. [N 97, 136; N 24, add.; Bakeman 8; monogr.]
II-12
|
24515 |
vrucht zetten |
spelen:
spiêle (L367p Neerglabbeek)
|
vruchtzetten
III-4-3
|
25125 |
waaienx |
waaien:
wejje (L367p Neerglabbeek)
|
waaien
III-4-4
|
21589 |
wacht |
wacht:
waxt (L367p Neerglabbeek)
|
(op) wacht [ZND m]
III-3-1
|