e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woede gift: Ze stampde oppe grònd van gift In det menneke zitsj vèèl gift  gift (Neerglabbeek) drift, woede III-1-4
wolfsgebit, gebroken gebit stang: staŋ (Neerglabbeek) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonde wonde: di woͅn zal zwèrə (Neerglabbeek) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] III-1-2
woord woord: wūərt (Neerglabbeek) woord [ZND m] III-3-1
wormstekig gemaaisteekt: Duur de vèle règen en de föl zòn waas de hölft van uis appel gemaaisteekt  gemaaisteekt (Neerglabbeek), gewormsteekt: gewormsteekt (Neerglabbeek), heeft wormsteek: wormsteek (Neerglabbeek) door maden of/ook door rotting ontstoken fruit || wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)] III-2-3
worstenbroodje saucijzenbroodje: sesi-jzebriêdsje (Neerglabbeek), worstriggel: worstriggel (Neerglabbeek), syn  worstriggel (Neerglabbeek) worstenbrood || worstenbroodje III-2-3
wortel wortel: wǫrtǝl (Neerglabbeek) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortelenstamppot stomp: stòmp (Neerglabbeek) gestampte aardappelen vermengd met o.a. worteltjes, of hutspot III-2-3
worteltje hete pootjes: heͅi.təpīətjəs (Neerglabbeek) Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7
wreef wreef: vrīf (Neerglabbeek) de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] III-1-1