34001 |
inspannen |
inspannen:
e.nspanǝ (L367p Neerglabbeek)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
20827 |
inzouten |
inzouten:
lett. fig. Di-j höbbe vèè doon ins stevig ingezaute: We hebben het haar eens terdege gezegd
inzaute (L367p Neerglabbeek),
zouten:
zaute (L367p Neerglabbeek)
|
inzouten || zouten
III-2-3
|
21562 |
italiaan |
italiaan:
däznən Italjān (L367p Neerglabbeek)
|
Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
zjeloers (L367p Neerglabbeek),
det waas zuu fi-jn, echt òm zjaloers op te wère
zjaloers (L367p Neerglabbeek),
ook materiaal znd 27, 44
zjaloers (L367p Neerglabbeek)
|
afgunstig, jaloers || jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
hi es vadər zi.nə jas en m̯dər hər gɛlt, vadər zi.n k̯ en vadər zi.nen hont (L367p Neerglabbeek)
|
Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)]
III-1-3
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jònk (L367p Neerglabbeek)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jònk (L367p Neerglabbeek)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
stug:
stèg (L367p Neerglabbeek)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
di.vəlshōr (L367p Neerglabbeek)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
kakelnestje:
kakelnösje (L367p Neerglabbeek),
vogeltje:
vīəgəlkə (L367p Neerglabbeek, ...
L367p Neerglabbeek)
|
vogeltje [ZND 04 (1924)] || vogeltje, pas uit het ei
III-4-1
|