e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kieskauwer krijtelijke eter: eine kriêteliken èter (Neerglabbeek) die alleen maar echt lekkere, fijne zaken eet III-2-3
kieskauwerig keurig: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  kɛ̄rəg (Neerglabbeek) kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3
kieskeurig keurig: kèrig (Neerglabbeek) kieskeurig III-1-4
kieskeurig persoon keurige: aan het èten is ¯r einen hiêl kèrige  eine kèrige (Neerglabbeek) kieskeurige III-1-4
kieuwen kieuwen: ook in ZND 27, 084  kieuwen (Neerglabbeek) kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)] III-4-2
kievit kievit: vanellus  kiewit (Neerglabbeek) kievit III-4-1
kikker kwakkerd: kwakkerd (Neerglabbeek), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kwakkert (Neerglabbeek) kikvors [ZND 01 (1922)] III-4-2
kikkervisje dikkop: dikkop (Neerglabbeek), koelekopje: kuleköpke (Neerglabbeek) kikkervisje [ZND 34 (1940)] III-4-2
kind (algemene benaming) jong: jonk (Neerglabbeek), kind: keindsj (Neerglabbeek), kent (Neerglabbeek), kijənd (Neerglabbeek) kind || kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)] || kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)] III-2-2
kinketting kiefketting: kēfkęteŋ (Neerglabbeek) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10