e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q096c plaats=Neerharen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rammelaar rekel: rēͅkəl (Neerharen) rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
rand van een hoed luif: leuf (Neerharen) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
ranzig garstig: gaarstig (Neerharen) ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)] III-2-3
rapen rapen: rā.pǝ (Neerharen) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Neerharen) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
raspen raspen: raspen (Neerharen, ... ) raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)] III-2-1, III-2-3
rauw rauw: rauw (Neerharen) rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)] III-2-3
reephout reephout: rīphǫwt (Neerharen) Hout dat wordt gebruikt voor het vervaardigen van dekgarden. [N F, 55] II-9
regels richels: rexǝls (Neerharen) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9
regen (alg.) regen: reige  rēgə (Neerharen) regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4