e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q096c plaats=Neerharen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlegelstok geerd: gē̜rt (Neerharen) De steel van de vlegel die de dorser in de hand houdt. De lengte van de steel "behoort van de kin van dorser tot de grond te reiken" (Goossens, Lic. Verh.), of, naar de zegsman van L 325: "is tweeēneenhalf maal de kop in lengte". Het regelmatig voorvoegsel vlegel(s)- is niet in dit lemma opgenomen. Zie afbeelding 10, a. [Goossens, Lic. Verh.] I-4
vlekziekte brats: brātšǝ (Neerharen) Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.] I-12
vleugels in de wanmolen taupen: tau.pǝ (Neerharen) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vliegennet vliegennet: vlēgǝnęt (Neerharen) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10
vliegenraam, hor vliegenraam: vleege-raam (Neerharen) Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)] III-2-1
vlieger vlieger: /  vleeeger (Neerharen) / [SND (2006)] III-3-2
vlier heulenteer: gecombineerd met ZND 8 055, idem  eulentēr (Neerharen), heulenteul: gecombineerd met ZND 8 055, idem  eulenteuələ (Neerharen) vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)] III-4-3
vlinder pepel: piepel (Neerharen, ... ) vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: noͅndədjykə (Neerharen) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: vlu (Neerharen) vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] III-4-2