30514 |
slijtlaag |
slijtlaag:
slētlǭx (Q096c Neerharen)
|
Deel van een aangebrachte deklaag dat onder de dekgarde uitsteekt. [N F, 41]
II-9
|
20502 |
slikken |
afslikken:
aafslikken (Q096c Neerharen)
|
slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18228 |
slip |
slip:
hummeslup [høͅməsløp} (Q096c Neerharen)
|
hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18694 |
slip-over |
pullover:
plōvər (Q096c Neerharen)
|
slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18270 |
slipjas |
pitteleer (<fr.):
petəlēr (Q096c Neerharen),
zwaluwstaart:
zwēͅlvərstart (Q096c Neerharen)
|
jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] || jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20501 |
slok |
slok:
slok (Q096c Neerharen)
|
teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17695 |
slokdarm |
slokdarm:
slokdørm (Q096c Neerharen)
|
Spierachtige buis die de keel met de maag verbindt. [N 28, 78]
II-1
|
33460 |
sluitpin onder aan een poortvleugel |
schoude:
šau̯ (Q096c Neerharen)
|
Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c]
I-6
|
17704 |
sluitspier van de aars |
slot:
slòot (Q096c Neerharen)
|
spier die de aarsopening sluit [rem] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
33459 |
sluitstang boven aan een poortvleugel |
knevel:
knēvǝl (Q096c Neerharen)
|
Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b]
I-6
|