e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerharen

Overzicht

Gevonden: 2169
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
elastiek elastiek: ęjlastek (Neerharen) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7
elektriciteit elektriek: iletrik (Neerharen) electriciteit [ZND 34 (1940)] III-2-1
elektrische tram elektrische tram: eiletrise tram (Neerharen) Een electrische tram. [ZND 34 (1940)] III-3-1
ellende (lijden) misre: Her zit in de mesére (Neerharen), ich ben krank van mesére (Neerharen) Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)] III-1-4
emelt, larve van de langpootmug emelt: ēməlt (Neerharen) emelt, larve van de langpootmug, zeer schadelijk wormpje in graan- en grasland [N 26 (1964)] III-4-2
engel engel: n ingel twie ingelen (Neerharen) Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)] III-3-3
engerling, larve van de meikever spekmade: spɛkmaj (Neerharen) engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)] III-4-2
erf geleg: gəlēx (Neerharen), hof: hōf (Neerharen) I-7
erwt, algemeen erwt: ɛ.rt (Neerharen) Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5
esdoorn es: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable  es (Neerharen) es, esdoorn [ZND 34 (1940)] III-4-3