e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerharen

Overzicht

Gevonden: 2169
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootmoeder grootmoeder: groetmooder (Neerharen) grootmoeder [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootvader grootvader: groetvader (Neerharen) grootvader [ZND 35 (1941)] III-2-2
grote schoonmaak grote poets: goeëte pôts (Neerharen, ... ) Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] III-2-1
grote wolk wolk: wouk (Neerharen) grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)] III-4-4
gulden gulden: guile (Neerharen), ps. omgespeld volgens Frings.  gələ (Neerharen) gulden [ZND 35 (1941)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)] III-3-1
gulden mis gulden mis: ⁄n guilde mes (Neerharen) Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)] III-3-3
gulp van een broek gulp: gəlp (Neerharen, ... ) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] || gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)] III-1-3
gunnen toewijzen: ps. omgespeld volgens Frings.  toͅu̯wgəwēzə (Neerharen) ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)] III-3-1
guur, kil en schraal weer killig (weer): killig (Neerharen), schraal (weer): sjraol (Neerharen), zuur (weer): zoer wèr  zur weͅr (Neerharen) huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)] III-4-4
haagwinde heggenwinde: heggewèng (Neerharen), 2x; Pauwels foutief: Q 088a!!  heggewinde (Neerharen), heggewinde: hęgǝwɛŋ (Neerharen), wintergroen: wèntergreun (Neerharen), węntǝrgrø̄n (Neerharen), -  wintergroen (Neerharen) Calystegia sepium (L.) R.Br. Zeer algemeen voorkomend onkruid vooral op bouwlanden en vochtige gronden, klimmend in heggen en dergelijke met een tot 3 meter lange, windende, vrijwel kale stengel en hart- tot pijlvormige bladeren. De grote klokvormige bloemen zijn wit (soms roze) van kleur. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes (Convolvulus sepium L.). Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de kleinere, kruipende akkerwinde (zie lemma Akkerwinde). De volgorde van de varianten van het type winde is: 1. de tweelettergrepige woorden; 2. in de eenlettergrepige naar klinker: /e - ē - ę - i/. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [JG 1c, 2c; A 17, 6a; L 1, a-m; L 1u, 80; L 15, 5; S 11; monogr.; add. uit JG 1b] || haagwinde || hagewinde [ZND 01 (1922)] I-5, III-4-3