e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerharen

Overzicht

Gevonden: 2169
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laars met sluitriempje rijlaars: reilaars (Neerharen) laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)] III-1-3
ladder slachtladder: slaxlødǝr (Neerharen) Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.] II-1
ladderboom boom: bǫu̯.m (Neerharen), (mv)  bø̜i̯m (Neerharen) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade lade van de tafel: lāi van də taofəl (Neerharen) lade van een tafel [ZND 37 (1941)] III-2-1
laden laden: lāi̯.ǝ (Neerharen) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10
lading vracht: vrax (Neerharen) Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.] I-10
lage herenschoen, molière lage schoen: lieg schoon (Neerharen) herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)] III-1-3
lage, natte plekken in moeras zomp: zōmp (Neerharen) De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b] I-8
lage, natte zandgrond beemd: bęmpt (Neerharen) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lakschoen laqu (fr.): lakkees (Neerharen) lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] III-1-3