28846 |
elastiek |
elastiek:
elastik (P164p Neerhespen)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
electrikke tram (P164p Neerhespen)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
24504 |
els |
elst:
ɛlst (P164p Neerhespen)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
28827 |
entre-deux |
entre-deux:
entre-deux (P164p Neerhespen)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
21127 |
fiets |
velo:
de velos rîjen mekander verbij (P164p Neerhespen),
ve lang uitgesproken, klemtoon op ve
enne velo (P164p Neerhespen)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] || Fiets. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21345 |
fluisteren |
fezelen:
Eigenlijk chuchoter; lispelen onbekend.
fiezele (P164p Neerhespen)
|
lispelen [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (P164p Neerhespen)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
21556 |
fortuin maken |
zich rijk maken:
he zal zich rijk make (P164p Neerhespen)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
Wè heumme in Vrankrijk gezèten (P164p Neerhespen)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21557 |
gadeslaan? |
oppassen:
oeppassen, kort uitspreken
zen zaken oeppassen (P164p Neerhespen)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|