17662 |
handpalm |
handpalm:
hanjdpalm (L321p Neeritter)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31440 |
handschaar |
draadscheer:
drǭtšīǝr (L321p Neeritter),
ijzerscheer:
īzǝršīǝr (L321p Neeritter),
plaatscheer:
plātšīǝr (L321p Neeritter)
|
In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.]
II-11
|
18256 |
handschoen |
haas:
haose (L321p Neeritter),
hōās (L321p Neeritter),
hōāse (L321p Neeritter)
|
handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18711 |
handschoen zonder vingers |
mitaine (fr.):
mitène (L321p Neeritter)
|
wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
31324 |
handschroef |
handschroef:
hantjšruf (L321p Neeritter)
|
Kleine, ijzeren staartbankschroef waarin men een werkstuk kan vastklemmen. Zie ook afb. 58. De handschroef wordt gebruikt onder meer gebruikt bij het klinken, solderen en met de hand vijlen van kleine voorwerpen. [N 33, 204b; N 33, 241]
II-11
|
26078 |
handspaken |
spaken:
spǭkǝ (L321p Neeritter)
|
De staken of spijlen van de kruias. Zie ook afb. 21. [N O, 30f]
II-3
|
22879 |
handspel |
hands (eng.):
hens (L321p Neeritter)
|
Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
32662 |
handvat aan de ploegstaart |
handvat:
hantj˲vat (L321p Neeritter)
|
De staart van een voetploeg, een radploeg en de zgn. losse karploeg is voorzien van of eindigt in een handvat, dat de ploeger stevig vasthoudt om te bereiken dat de ploeg de voor goed afsnijdt en niet uit de voor schiet. Aan dat handvat trekt hij de ploeg aan het einde van iedere voor om en houdt hij de (achter)ploeg vast wanneer deze in de sleepstand over de wendakker getrokken wordt. De latere vaste karploegen hebben van achteren ook een handvat. Maar omdat dergelijke ploegen niet echt bestuurd hoeven te worden, is dit handvat vooral dienstig bij het keren en het op nieuw inzetten van de ploeg. [N 11, 31.I.k; N 11A, 84i; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
33314 |
handvat van de sikkel |
handvat:
hanjt˲vat (L321p Neeritter)
|
Korte houten gedeelte waaraan het mes bevestigd is. Hiermee hield men de sikkel vast. [N 18, 79a; monogr.]
I-5
|
29938 |
handvat van de troffel |
steel:
stēl (L321p Neeritter)
|
Het handvat van de troffel kan in hout of kunststof zijn uitgevoerd. [N 30, 7c; monogr.]
II-9
|