e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwellen transeneren: Van Dale: transeneren, (gew.) kwellen, plagen, mishandelen.  trenseneere (Neeritter) kwellen [SGV (1914)] III-3-1
kwitantie kwitantie: kwitantie (Neeritter) kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)] III-3-1
l-vormige hoeve (het huis is) haaks om: hōks om (Neeritter) Navraag of er verschil in benaming was tussen een L-vormig bouwwerk waarvan de korte poot wordt gevormd hetzij door het woonhuis, hetzij door een schuur of stal, leverde geen nieuwe termen op. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 3. [N 4A, 1b en 2c] I-6
laag grond laag: loag (Neeritter) laag (znw.) [SGV (1914)] III-4-4
laag schoven op de wagen laag: lǭx (Neeritter) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laaggelegen weidegrond broek: brōk (Neeritter) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in een akker laagte: liǝgdǝ (Neeritter), slonk: šløŋk (Neeritter) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: liēgdjǝ (Neeritter) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laagveen veen: vin (Neeritter) veen III-4-4
laars (alg.) gamasche: zonder schoen  kamasj (Neeritter), stevel: met schoen  steevel (Neeritter) laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3