31295 |
lasstaaf |
laselektrode:
las˱ēlɛktrōdǝ (L321p Neeritter)
|
De metalen staaf die bij het elektrisch lassen van metalen als laselektrode dient. De laselektrode smelt daarbij ook en voegt zo metaal toe waarmee de lasnaad wordt opgevuld. De elektrode is ommanteld met een stof die als een soort vloeimiddel fungeert. Tijdens het lassen verdampt een deel daarvan en vormt een gas dat het gesmolten metaal tegen oxidatie beschermt. Op de lasnaad wordt een slak gevormd die met behulp van de lasbikhamer kan worden weggekapt. Zie ook afb. 45. [N 33, 191; monogr.]
II-11
|
19171 |
last |
last:
last (L321p Neeritter)
|
Een vracht van 2100 kilo, ofwel 30 mud van 70 kilo. [N O, 38o]
II-3
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
lestig (L321p Neeritter)
|
lastig [SGV (1914)]
III-1-4
|
30234 |
latei |
betonnen balk:
bǝtǫnǝ balǝk (L321p Neeritter),
draagbalk:
drāx˱balǝk (L321p Neeritter)
|
Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.]
II-9
|
17814 |
laten |
laten:
loate (L321p Neeritter)
|
laten [SGV (1914)]
III-1-2
|
26616 |
laten afkoelen |
laten bekomen:
lǭtǝ bǝkōmǝ (L321p Neeritter)
|
De zakken meel wegzetten om ze te laten afkoelen. [N O, 38f]
II-3
|
33384 |
latierboom |
box (e.):
bōks (L321p Neeritter)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
34642 |
latwerk |
raam:
raam (L321p Neeritter)
|
Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d]
I-13
|
25036 |
lawaai maken |
laweit maken:
lewĕjt make (L321p Neeritter)
|
lawaai maken [SGV (1914)]
III-4-4
|
25035 |
lawaai, herrie |
laweit:
lewĕjt (L321p Neeritter)
|
lawaai [SGV (1914)]
III-4-4
|