17869 |
linkshandig persoon |
linkse, een -:
linkse (L321p Neeritter),
linkspoot:
linkspoeët (L321p Neeritter)
|
Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Het is een ... [DC 50 (1975)]
III-1-2
|
22881 |
linksvoor |
linksvoor:
linksveur (L321p Neeritter)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
līnǝ (L321p Neeritter),
lijwand:
livǝntj (L321p Neeritter)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
30160 |
lintvoeg |
lintvoeg:
lēntj˲[voeg] (L321p Neeritter)
|
Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.]
II-9
|
17617 |
lip |
lip:
lup (L321p Neeritter, ...
L321p Neeritter),
lùp (L321p Neeritter)
|
lip [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
kap:
kap (L321p Neeritter),
lip:
løp (L321p Neeritter)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
18051 |
litteken |
lijnteken:
lienteiken (L321p Neeritter)
|
litteken [SGV (1914)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bø̄kǝ (L321p Neeritter),
bø̜̄kǝ (L321p Neeritter)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34137 |
loeien van de koe van pijn |
brullen:
brølǝ (L321p Neeritter)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
34139 |
loeien van kalveren |
blèren:
blèren (L321p Neeritter)
|
In N 3A, 5b is gevraagd naar "Hoe noemt men het loeien van kalveren?". De antwoorden van de respondenten komen in grote mate overeen met die op de vraag naar 'het loeien van de koe in het algemeen" (zie lemma 6.1, "loeien van de koe in het algemeen'). Woordtypen die niet in dat lemma voorkomen, maar wel in dit lemma zijn: [N 3A, 9]
I-11
|