34096 |
melkkuil |
melkkuiltje:
(mv)
mɛlkkylkǝs (L321p Neeritter)
|
Opening waardoor melkaders uit het lichaam van de koe komen. [N 3A, 118b]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlkspēgǝl (L321p Neeritter)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktandjes:
mêlktandjes (L321p Neeritter)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25545 |
mengmachine voor deeg |
mengmachine:
meŋmǝšīn (L321p Neeritter)
|
Door deze machine enkele minuten te laten draaien mengt men de verschillende soorten bloem. [N 29, 103]
II-1
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
kruis:
krys (L321p Neeritter)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|
24212 |
merel |
melder:
méélder (L321p Neeritter),
mêlder (L321p Neeritter),
merel:
merel (L321p Neeritter),
méérel (L321p Neeritter)
|
merel [DC 50b (1975)], [SGV (1914)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (L321p Neeritter, ...
L321p Neeritter)
|
[N 10a (1961)]merg [SGV (1914)]
III-1-1
|
30153 |
mergelblok |
mergelblok:
mø̜rǝgǝlblǫk (L321p Neeritter)
|
Mergel is zandsteen met leem en kalk als bindmiddel. Men onderscheidt mergelaarde en mergelsteen. De eerste soort wordt toegepast bij het vruchtbaarmaken van landbouwgrond. De laatstgenoemde wordt, in rechthoekige of vierkante blokken gezaagd, vooral in het zuiden van het onderzoeksgebied gebruikt bij de bouw van huizen of als sierlaag in baksteenmetselwerk. Mergelsteen kan met een mes zeer gemakkelijk bewerkt worden maar is toch tamelijk duurzaam omdat ze onder invloed van het weer vaster wordt. Een van de beste soorten is de Sibbersteen uit de groeven van Valkenburg. [N 30, 55b; N 30, 56; monogr.]
II-9
|
30023 |
mergelkalk |
mergelkalk:
mø̜rǝgǝlkalǝk (L321p Neeritter)
|
Kalksoort die wordt verkregen door mergelsteen in een kalkoven te branden. Van Keirsbilck merkt op pag. 180 over de mergelkalk op: ø̄De mergelkalk heet ook 'leemmergel', als er veel leem in aanwezig is. Om hare mindere deugd, in vergelijking van andere kalksoorten, wordt zij weinig of niet gebruikt.ø̄ Het woordtype 'hydrauliekse kalk' (P 176) is een leenvertaling van het Franse 'mortier hydraulique', ø̄waterkalk, kalk die zonder toevoeging van vreemde bestanddelen in korte tijd onder water verhardtø̄. [N 30, 28c; monogr.]
II-9
|
25347 |
merk |
loodje aan staart:
lø̄etjǝ ān stārt (L321p Neeritter)
|
Het merk dat een rund krijgt, als het aangegeven wordt. [N 28, 2]
II-1
|