e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
navelbandje navelbandje: navelbendje (Neeritter) navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2
neet, luizenei neet: neet (Neeritter) neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negblokken aanzetstenen: ānzętstęjn (Neeritter) Bergstenen blokken die in het metselwerk worden aangebracht ter verlevendiging van venster- en ingangsneggen. Zie ook afb. 52. Volgens de invuller uit Q 121c konden de negblokken uit mergel, kunststeen of hardsteen vervaardigd zijn. [N 32, 12a] II-9
negenoog negenoog: neugenoug (Neeritter) negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] III-1-2
nek nek: nak (Neeritter), nàk (Neeritter) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nemen, pakken nemen: numme (Neeritter), pakken: pakke (Neeritter, ... ) nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)] III-1-2
nerf van de weide graszool: grās˲zōl (Neeritter) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
nerfkant nerfkant: nɛrfkanjtj (Neeritter) De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a] II-10
nest nest: nèst (Neeritter), nèster (Neeritter) nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)] III-4-1
nestei nestei: nęstęi̯ (Neeritter) Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.] I-12