e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nevelslinnen mutsje met plooienrand en kinbanden neepjesmuts: neepkusmöts (Neeritter) mutsje, nevelslinnen ~ met een plooienrand en kinbanden {afb} [nevelskepke, - kap, ievelskepke] [N 25 (1964)] III-1-3
nier nier: neer (Neeritter) nier [N 10 (1961)] III-1-1
nierbekkenontsteking dresen: dręi̯sǝ (Neeritter) Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43] I-11
nieren nieren: nērǝ (Neeritter) Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d] I-11
niet niet: nēt (Neeritter) Het gedeelte van de hoefnagel dat na het afknippen enkele millimeters boven de hoef uitsteekt en omgeslagen wordt in de uitholling die met behulp van de onderkapper is vervaardigd. [N 33, 372] II-11
niet afgegraven hoogveen turfgrond: tø̜rfgrōntj (Neeritter) Echt hoogveen is beperkt tot een paar gebieden in Nederland. Een aantal opgaven duidt zeker niet op hoogveen maar op een bepaalde grond waar het mogelijk is turf te steken. [N 27,18b] II-4
niet bevrucht bandeloos: bandǝlōs (Neeritter), brul: brøl (Neeritter), verlopen: vǝrlǫu̯pǝ (Neeritter) Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18] I-11
niet gehalveerde poortvleugel poort: [poort] (Neeritter) Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.] I-6
niet goed gebroeid verbranden: vǝrbranjǝ (Neeritter) Als men bij het broeien te veel of te heet water gebruikt, is het effect averechts: de haren blijven dan erg vast op de huid zitten en laten zich niet gemakkelijk verwijderen. Opgaven als ''het varken is verbranden de huid is verbrand'' zijn versmolten tot één type "verbrand".' [N 28, 23; monogr.] II-1
niet gunnen niet verblijven: is neet verbleve (Neeritter) ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)] III-3-1