29128 |
nonnen |
kegel:
kēgǝl (L321p Neeritter)
|
De nonnen zijn twee verticale latjes op de ligger waartussen de spil met vleugel, klos en trendel bevestigd zitten. Gedraaide arm van een spinnewiel. [N 34, B12]
II-7
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
kermisbed:
kermisbed (L321p Neeritter)
|
Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30131 |
noors verband, kettingverband |
kettingverband:
kęteŋvǝrbantj (L321p Neeritter)
|
Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij halfsteensmuren, maar dat ook bruikbaar is bij steensmuren. Zie ook afb. 36. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek; tweede laag: drieklezoor, strek, kop, strek, strek; derde laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 15/16). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24f; monogr.; N 31, 24e]
II-9
|
20809 |
noot |
noot:
nōt (L321p Neeritter)
|
Het blokje hout dat het bovenste uiteinde van het staakijzer in het spilgat van de ijzerbalk op zijn plaats houdt. Bij het loskoppelen van het staakijzer wordt de noot weggenomen. Zie ook afb. 61. [N O, 14k; N O, 14j]
II-3
|
26691 |
noot van de steenbus |
noot:
nōt (L321p Neeritter)
|
Elk van de houten of ijzeren blokjes in de steenbus van de handmolen die volgens de invuller uit Q 204a dienen om de as in een verticale positie te houden. Zie ook het lemma ɛnotenɛ. Het betreft daar vergelijkbare blokjes in de steenbus van molenstenen in wind- en watermolens.' [N D, 20]
II-3
|
21651 |
notariskosten |
schrijfgeld:
sjriefgeld (L321p Neeritter)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18334 |
nylonkous |
nylon:
nylons (L321p Neeritter)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24947 |
oever |
kant:
kaatj (L321p Neeritter),
kantj (L321p Neeritter)
|
oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
26313 |
ogen insplitsen of bevestigen |
ogen aansplitsen:
ōgǝn ānspletzǝ (L321p Neeritter)
|
Ogen aan de luireep bevestigen d.m.v. splitsen of anderszins. [N O, 26e; N O, 25f add.]
II-3
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
effekes (L321p Neeritter)
|
eventjes, een ogenblik
III-4-4
|