| 23200 |
bidden |
beden:
bêje (L321p Neeritter)
|
bidden [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 23201 |
biechten (gaan) |
biechten (gaan):
beechte (L321p Neeritter)
|
biechten [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 21270 |
bieden |
bieden:
bēēje (L321p Neeritter)
|
bieden [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 20830 |
bier |
bier:
beer (L321p Neeritter)
|
bier [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 20640 |
bierpap |
bierpap:
beerpap (L321p Neeritter)
|
Bierpap (beerslemp?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20665 |
biersoep |
slemp:
slemp (L321p Neeritter)
|
Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 34238 |
biestmelk |
biest:
bēst (L321p Neeritter)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
| 33251 |
bietenkopper |
krotenkopper:
krūǝtǝkø̜pǝr (L321p Neeritter),
schoffel:
sxōfǝl (L321p Neeritter)
|
Schoffelvormig stuk gereedschap gebruikt om loof van bieten af te steken, soms als deze nog in de grond staan, soms ook als ze al gerooid zijn. In de volgende plaatsen wordt opgemerkt dat voor dit afsteken de schup of de spade wordt gebruikt: L 163, 163a, 164, 165, 215, 266, 324, 329, 371a, 383, 416, 429a, Q 14, 94b, 101, 111 en 198b. Als er sprake is van een kapmes is de opgave in het lemma Bietenkapmes ondergebracht. [N 18, 54; monogr.; add. uit N 12, 47]
I-5
|
| 33249 |
bietenloof, bladerkroon |
blader:
blāi̯ǝr (L321p Neeritter),
loof:
lǫu̯f (L321p Neeritter)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
| 33254 |
bietenmolen |
krotenmolen:
kruotǝmø̄lǝ (L321p Neeritter)
|
Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d]
I-5
|