30124 |
profielbalken |
draagbalken:
drāx˱balǝkǝ (L321p Neeritter)
|
IJzeren profielijzers, vaak met I-vormige doorsnede, die worden gebruikt bij het vervaardigen van een troggewelf. Zie ook afb. 33. D.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balken' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 32, 20b; monogr.]
II-9
|
30065 |
profielen |
profiels:
profils (L321p Neeritter)
|
Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.]
II-9
|
31448 |
profielijzerschaar |
profielscheer:
profilšīǝr (L321p Neeritter)
|
Soort metaalschaar waarmee staven met een bijzondere doorsnede geknipt kunnen worden. [N 33, 265]
II-11
|
18221 |
pronken |
prijken:
prieke (L321p Neeritter),
pronken:
prônke (L321p Neeritter)
|
prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
aigrette (fr.):
Van Dale: aigrette (Fr.), 3. toefje veren als versiersel; kuifachtige tooi van edelstenen; - 4. pluimpje.
aîgrette (L321p Neeritter),
pluim:
pluim (L321p Neeritter)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22310 |
proppenschieter |
knaptoet:
knaptoet (L321p Neeritter)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
spinde:
spen (L321p Neeritter)
|
voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)]
III-2-1
|
21354 |
pruis |
pruis:
Pruus (L321p Neeritter)
|
Pruis [SGV (1914)]
III-3-1
|
21355 |
pruisen |
pruises:
Pruses (L321p Neeritter)
|
Pruisen (land) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18908 |
prutser |
sukkelaar:
Opm. zachte ks.
sukkelîêr (L321p Neeritter)
|
sukkelaar [SGV (1914)]
III-1-4
|