e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
regenworm pierik: peerik (Neeritter), perik (Neeritter, ... ), worm: worm (Neeritter) pier [SGV (1914)] || pier, aardworm [SGV (1914)] || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)] III-4-2
regulateur regulateur: rēgǝlatø̄r (Neeritter) Toestel dat de loper bij grotere draaisnelheid automatisch doet zakken. Belangrijkste onderdelen van de regulateur zijn in het algemeen twee stalen bollen die ieder hangend aan een arm zich onder invloed van de middelpuntvliedende kracht naar buiten willen bewegen. De einden van de armen zijn via twee stangen verbonden met een schuifstuk om de regulateur-as. Wanneer het toerental oploopt en de kogels dus naar buiten bewegen, nemen ze het schuifstuk mee omhoog of bewegen het juist naar beneden al naar gelang de constructie. Aan dit meedraaiende schuifstuk is een stilstaande ring bevestigd die mee op en neer beweegt. Hieraan is weer een hefboom verbonden die via diverse stangen de pasbalk op en neer beweegt en dus de steen meer of minder omhoog of omlaag brengt (Wiesner, pag. 106). [N O, 35g] II-3
reiken naar reiken naar: reiken (Neeritter) reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)] III-1-2
reiskoffer koffer: koffer (Neeritter) koffer [SGV (1914)] III-3-1
rek schap: schap (Neeritter) Soort kast van latten en planken, zonder deur, om iets in op te bergen, b.v. in de keuken (rek, schap, hang) [N 79 (1979)] III-2-1
rekening rekening: ein rêkening steure (Neeritter) rekening [een ~ sturen] [SGV (1914)] III-3-1
rente interest: intrest (Neeritter), rente: rintje (Neeritter) rente [SGV (1914)] || Rente [intrest?] [N 21 (1963)] III-3-1
rentenier rentenier: rintjeneer (Neeritter) rentenier [SGV (1914)] III-3-1
rentmeester rentmeester: rintjmeister (Neeritter) rentmeester [SGV (1914)] III-3-1
restant vissen fuik: fōēk (Neeritter), net: net (Neeritter), snoek: snook (Neeritter, ... ), snoek (mv.): sneuk (Neeritter) fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] III-4-2