e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

Gevonden: 4545
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borstkas borst: borst (Neeritter) borst(kas) [SGV (1914)] III-1-1
borstnaald naald: nǭltj (Neeritter) De balk die loodrecht door het midden van het stormeinde is bevestigd. Zie ook afb. 14. [N O, 44b; A 42A, 86 add.] II-3
borstnet borstgaren: bǫrst˲gārǝ (Neeritter) Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b] I-10
borstplaat borstplaat: borstplaat (Neeritter) Een licht gebogen metalen plaat waar men tijdens het werken met de boogdrilboor met de borst tegen leunt om op deze wijze druk te kunnen uitoefenen. Dit onderdeel van de boogdrilboor kan ook als knop of handvat zijn uitgevoerd. Zie ook afb. 126. [N 33, 125] II-11
borstriem voorpand: vø̜̄rpanjtj (Neeritter), zeel: zeel (Neeritter) Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52] I-10
borstrok borstrok: borstrok (Neeritter), onderlijf: ôôngerlief (Neeritter) borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] III-1-3
borstrok (voor mannen) borstrok: borstrok (Neeritter), kamizool (<fr.): kamizool (Neeritter) borstrok voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
borstrok (voor vrouwen) lijfje: (ôônger)liefke (Neeritter) borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
borstspeld borstspang: borstspang (Neeritter) speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)] III-1-3
borststuk van een schort hartje: hertje (Neeritter) borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)] III-1-3