18621 |
zwarte muts? |
wollen muts:
wöllemöts (L321p Neeritter)
|
muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
31173 |
zwartmiddel |
appretuur:
apǝrtø̄r (L321p Neeritter)
|
Het middel dat men gebruikt om het leer een zwarte glans te geven. Het betreft hier benamingen voor middelen die niet alle inhoudelijk precies gelijk zijn. Sommige werden vroeger gebruikt, andere zijn modern. [N 36, 46]
II-10
|
19541 |
zwavelstok |
zwegeltje:
zwaîgelke (L321p Neeritter)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24930 |
zwavelx |
zwagel:
zwègel (L321p Neeritter)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smik:
smek (L321p Neeritter),
zweep:
zwīǝp (L321p Neeritter)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
34214 |
zweep van de koeherder |
smik:
smek (L321p Neeritter)
|
Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146]
I-11
|
18105 |
zweer |
zweren:
zwē̜rǝ (L321p Neeritter)
|
[N 8, 90b en 90t]
I-9
|
18056 |
zweet |
zweet:
zweit (L321p Neeritter)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
zwumme (L321p Neeritter)
|
zwemmen [SGV (1914)]
III-3-2
|
30102 |
zwemstenen |
drijfstenen:
drīfstęjn (L321p Neeritter),
zwemstenen:
zwęmstęjn (L321p Neeritter)
|
Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e]
II-9
|