e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

Gevonden: 4545
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brem brem: brumm (Neeritter) brem [Roukens 03 (1937)] III-4-3
brengen brengen: bringe (Neeritter) brengen [SGV (1914)] III-1-2
bretel help: helpe (Neeritter), lits: litse (Neeritter) bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] III-1-3
breuk breuk: breuk (Neeritter) breuk [SGV (1914)] III-1-2
breukhengst slecht gesneden: slecht gesneden (Neeritter) Een hengst waarbij door het castreren een darmuitstulping optreedt. [N 8, 61c] I-9
brevier brevier (<lat.): breveer (Neeritter) brevier [SGV (1914)] III-3-3
brief brief: breef (Neeritter) brief [SGV (1914)] III-3-1
briesen spruisen: spruzǝ (Neeritter) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
broeden, op eieren zitten broeden: brø̄i̯ǝ (Neeritter) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren brok: brōǝk (Neeritter) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12