e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overhandsen, omslingeren omnaaien: omnęjǝ (Neeroeteren) Overhandsen is bij elke steek de draad over de zoom toehalen, terwijl omslingeren het rafelen moet voorkomen. Voor overhandsen en omslingeren wordt wel dezelfde steek gebruikt, maar er zijn toch verschillen. Bij overhandsen is er sprake van twee lagen of twee stukken stof, bij omslingeren is er slechts sprake van één stuk stof; bij overhandsen is er sprake van het aan elkaar bevestigen van twee delen, bij omslingeren van beveiligen van de stofrand tegen uitrafelen. Beide begrippen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 59, 66; N 59, 65; N 59, 67; N 62, 15a; N 62, 15b; N 62, 15c; Gi 1.IV, 30] II-7
overhemd overhemd: ijvərhemə, -s, -ke (Neeroeteren) overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)] III-1-3
overhemd met boord overhemd: euverhumme (Neeroeteren) het overhemd met boord [N 59 (1973)] III-1-3
overhoeks eggen overhoek [eggen]: īǝ.vǝrōk (Neeroeteren) Manier van eggen waarbij men met de eg schuin over de akker gaat. Men kan schuin in de lengterichting of schuin in de breedterichting eggen. Zie afb. 71. Nadat men een akker overhoeks geëgd heeft (om onkruid te bestrijden of om de grond gelijk te trekken), egt men hem gewoonlijk in de lengte af. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ¬¥eggen¬¥. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 84c; N 11A, 177c; div.; monogr.] I-2
overhoop halen ondersteboven zetten: ondersteboven zetten (Neeroeteren) Overhoop halen (modden, onderste boven / ondereen / overhoop halen) [N 108 (2001)] III-1-2
overige jaarvuren kurussen: Hier in Neeroeteren noemt men dat kurussen. [sic]  kurussen (Neeroeteren) Welk jaarvuur kent (kende) men bij u (b.v. Vasten-, Paas-, of St.-Maartensvuur)? [ZND 17 (1935)] III-3-2
overjas (alg.) jas: jas (Neeroeteren, ... ), jekker: jékker (Neeroeteren), overjas: ivərjās (Neeroeteren), ivərjās, -jeͅs, -jeͅskə (Neeroeteren) een jas die men over het colbert heen draagt [N 59 (1973)] || herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)] III-1-3
overkoot (het heeft) overkoten: īvǝrkūtǝ (Neeroeteren) Het voorwaarts doorknikken van de koot van het voorbeen van het paard als gevolg van een verstuiking of van een forcering door te hard te trekken. Zie afbeelding 13. [JG 1b; N 8, 73b, 93a, 93b en 95m] I-9
overlangs heen en weer eggen in het lang [eggen]: ęn t laŋ (Neeroeteren) Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.] I-2
overloop portaaltje: pərtēͅlkə (Neeroeteren) de vloer tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers (Fr. palier) [ZND 33 (1940)] III-2-1