e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stok of twijg om een kind te straffen gors: znd 23, 60c;  gors (Neeroeteren), kluppel: Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.  kleppel (Neeroeteren), schnalle (du.): znd 23, 60c;  snaai (Neeroeteren), wis: znd 23, 60c; cf. WNT s.v. "wisch (I) - wis(se)"; cf. Vd s.v. "wis"teen, twijg  wis (Neeroeteren) gard (stok) [ZND 01 (1922)] || stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)] III-2-2
stokvis stokvis: stokvès (Neeroeteren), st‧oͅk˃v‧eͅs (Neeroeteren) bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)] III-2-3
stola stola (lat.): sto.lā (Neeroeteren) stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3
stolp kaasstolp: kiêsstölp (Neeroeteren, ... ) glazen klok waaronder kaas wordt bewaard || stolp III-2-1
stomdronken keizat: kejzaat (Neeroeteren), schupzat: sjöpzaat (Neeroeteren) straalbezopen III-2-3
stoofkarbonade stoofvlees: staofvleis (Neeroeteren) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
stoofvlees, zuurvlees stoofvlees: staofvleis (Neeroeteren) Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)] III-2-3
stoomstrijkijzer stoomijzer: stǫwmīzǝr (Neeroeteren) Strijkijzer met water erin dat tijdens het strijken verdampt tot stoom die uit openingen in de zoolplaat komt, om het strijkgoed te bevochtigen. [N 59, 21d; N 59, 20] II-7
stoot stoot: stīǝtǝ (Neeroeteren) Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.] II-11
stootring as: as (Neeroeteren) Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.] I-13