e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vol-au-vent vid: vidée (Neeroeteren) Pastei van bladerdeeg, vol au vent (vollevang?) [N 16 (1962)] III-2-3
volk (mensen) volk: følk (Neeroeteren) volk [RND] III-3-1
volk (natie) volk: voͅuk (Neeroeteren) volk [ZND m] III-3-1
volle maan volle maan: volle moan (Neeroeteren) schijngestalte van de maan: volle maan [N 81 (1980)] III-4-4
volmolen volmolen: vǫ.l[molen] (Neeroeteren) Molen waarin wollen vezels onder toevoeging van bijtende en ontvettende stoffen worden gekneed of geperst om ze te doen vervilten en verdichten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1b; Jan 22; Grof 12] II-3
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) beer: bē̜r (Neeroeteren), bīr (Neeroeteren), bīǝr (Neeroeteren) De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
volwassen, volgroeid groot: groët zeen (Neeroeteren) volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwas-sen, volslagen] [N 115 (2003)] III-2-2
vonderbalk, pasbrug vonder: vondǝrǝ (Neeroeteren) De horizontale balk, als onderdeel van de houten licht, waar het pasblok van het staakijzer (in watermolens) of de kleine spil (in windmolens) op rust. Zie ook afb. 85. [N O, 23b; A 42A, 26; Vds 105; Jan 143; Coe 127; Grof 150; N D, 21; A 42A, 22] II-3
vonk vonk: vo.ŋk (Neeroeteren), vonk (Neeroeteren), vōŋk (Neeroeteren, ... ) Brandend of gloeiend deeltje dat ergens afvliegt (kester, vonk, geinster, sprankel, kleister) [N 79 (1979)] || vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-2-1
voogd momber: momber (Neeroeteren), momber  mòmmer (Neeroeteren), voogd: vuugd (Neeroeteren) voogd || voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)] III-2-2