e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke kip hen: hen (Neeroeteren) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwenkleren vrouwluikleren: vrøylikleͅijər (Neeroeteren) vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] III-1-3
vrouwenklomp fletsertje: flɛtsǝrkǝ (Neeroeteren) Klomp met een binnenlengte van 24 tot 26.5 centimeter. Zie ook afb. 258. De trippenklomp uit Meeswijk (L 424) was een lichte vrouwenklomp, versierd met uitgesneden bloempjes. Dit soort klompen werden tot ongeveer 1920 in huis en op weg naar de kerk gedragen. [N 97, 136; N 24, add.; Bakeman 8; monogr.] II-12
vrouwenonderhemd? vrouwluihemd: vruiliehimme (Neeroeteren) onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
vrucht zetten spelen: spiêle (Neeroeteren) vruchtzetten III-4-3
vruchtgebruik vruchtgebruik: vruchtgebriek (Neeroeteren) hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)] III-3-1
vruchtvlies vliezen: water breekt  vliezen breken (Neeroeteren) Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 115 (2003)] III-2-2
vuil waterx mooswater: mooswater (Neeroeteren) vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4
vuist vuist: vu:əst (Neeroeteren) vuist [N 10 (1961)] III-1-1
vuistslag op de rug dof: dof (Neeroeteren), dôf (Neeroeteren), tussen o en u  dof (Neeroeteren) Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)] III-3-2