e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dal, vallei dal: dal (Neeroeteren), laagte: lieegte (Neeroeteren), liegte (Neeroeteren), liëgte (Neeroeteren), put: pèt (Neeroeteren) dal, vallei, stuk land dat gelegen is tussen meerdere heuvels of bergen [del] [N 81 (1980)] || laagte (tussen 2 heuvels) [ZND 29 (1938)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)] III-4-4
damesblouse bloes: blus, -ə, -kə (Neeroeteren) damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)] III-1-3
dameshoed? hoed: uitspraak: hot of het  hoot (Neeroeteren) dameshoed [N 25 (1964)] III-1-3
dameslaars vrouwluibot: vrø͂ͅliboͅt (Neeroeteren) vrouwenlaars [stevelet] [N 24 (1964)] III-1-3
damesmantel jas: jas (Neeroeteren), mantel: mantel - mentel (Neeroeteren) damesmantel; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || mantel (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)] III-1-3
damesschoen met hoge of halfhoge hak hakkenschoen: hakkesjoon (Neeroeteren) damesschoenen met hoge of halfhoge hak [N 24 (1964)] III-1-3
dampen paven: paven (Neeroeteren), p‧āvə (Neeroeteren) paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)] III-2-3
dar heer: hę̄r (Neeroeteren), hers: hers (Neeroeteren) Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.] II-6
darm darm: dɛrəm (Neeroeteren) darm, darmen [N 10b (1961)] III-1-1
dartel wild: weltj (Neeroeteren) Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g] I-9